Onroerend erfgoed
Het Groot Begijnhof van Sint-Amandsberg, gebouwd tussen 1873 en 1874, werd op 21 april 1994 volledig beschermd als monument en als stadsgezicht. Op 2 december 1998 wordt het, samen met 12 andere Vlaamse begijnhoven, ingeschreven op de UNESCO lijst van Werelderfgoed. Daarmee wordt de uitzonderlijke universele waarde ervan erkend.
TYPE
Het Groot Begijnhof combineert de twee klassieke types begijnhoven:
​
-
als ‘pleinbegijnhof’ heeft het een centrale ruimte met gras, omgeven door bomen. In het midden ervan ligt de kerk. Het grasplein dient als bleekweide voor het linnen.
-
als ‘stads- of stratenbegijnhof’ volgen de straten de middeleeuwse stadsaanleg: een schaakbordpatroon dat typisch was voor nieuwe, in één keer aangelegde steden. De straten met een veelal geknikt tracé, lopen uit op de overhoeks aangelegde centrale weiden met bomen en oorspronkelijke ijzeren relingen.
STIJL
Het Groot Begijnhof werd planmatig gebouwd als een ommuurde stad geïnspireerd op de Vlaamse gotische stijl van de 15de eeuw, sterk aanleunend bij de Brugse lokale baksteenarchitectuur.
Architect Jean-Baptiste Bethune, medestichter van de Sint-Lucasschool en promotor van de ‘neogotiek’, tekent het plan van de kerk. Zijn leerling, A. Verhaegen, ontwerpt de rest van het Begijnhof.
Alle gebouwen zijn opgenomen in een evenwichtig en gevarieerd decor met een combinatie van traditionele elementen uit de ‘Vlaamse’ baksteenarchitectuur zoals trapgevels, dakvensters, Brugse traveeën, monelen, boogdeuren, etc. De huizen en conventen, opgebouwd in sobere scheldesteen, hebben verschillende gevelcomposities en afwisselend rode en blauwe Boomse dakpannen. Ongeveer alle gebouwen hebben een voortuin die afgeschermd is van de straat door een muur met ezelsrug. De straatpoortjes dragen een nummer en de naam van de huisheilige. De heiligenbeelden zijn geplaatst in een nis of in een muurkapel.
MUREN EN POORTEN
De hoofdpoort aan de noordkant is een monumentale poort, met kantelen, ingewerkt in de begijnhofmuur. Boven de spitsboogpoort bevindt zich het wapenschild van de familie van Arenberg met het stichtingsjaar 1874 en de kenspreuk “Christus protector meus” (Christus is mijn beschermer). Links is een kleine boogvormige doorgang. Aan de zuidelijke achteringang zijn poort en poorthuis tegelijk gebouwd met een doorgang die gedeeltelijk onder de verdieping van het poorthuis loopt. Het poortgebouw heeft een puntgevel en is geflankeerd door een torentje. De poort heeft een wapenschild en wordt bekroond door het H. Elisabethbeeld. De weg van de achterpoort tot de Engelbert van Arenbergstraat is afgezet met dezelfde hoge muren die het ganse Begijnhof omsluiten. De neogotische poort werd verbouwd in 1991 omwille van herstelwerken aan de kerk en werd zo de hoofdingang voor de nutsdiensten. In de oostelijke omheiningmuur is een derde toegangspoort die toegang gaf tot de hoevegronden.
KERK
De kerk is toegewijd aan de H. Elisabeth van Thüringen, de H. Michaël en de HH. Engelen. Het is een totaalproject van Jean-Baptiste Bethune uitgevoerd door gespecialiseerde Gentse vaklui, dit zowel buiten als binnen én met inbegrip van meubelen en glasramen. Het is een slank bakstenen gebouw in sobere neogotische stijl met een hoog opgaand schip onder een steil, met leien bekleed zadeldak voorzien van 6 dakkapellen. De klokkentoren is een dakruiter met naaldspits. Aan de noordwesthoek werd een ronde traptoren gebouwd. Naar aanleiding van het overlijden van de hertog van Arenberg in 1875 werd een funeraire kapel tegen de oostgevel opgericht, met een calvarie beeldengroep bestemd voor het kerkhof.
KAPEL
De kapel, toegewijd aan de H. Antonius van Padua, ligt in het verlengde van de infirmerie. Het is een éénbeukig gebouw onder een leien zadeldak met kleine dakruiter. De kapel heeft een houten gewelf in spitsboog. Op de verdieping is een loggia van waaruit de zieke begijnen de diensten konden volgen. Recht tegenover de hoofdingang aan de Schoolstraat, ligt de kapel van de Zeven Weeën, een kleine bidplaats voor devotie
GROOTHUIS EN INFIRMERIE
​
In het Groothuis resideerde de Grootjuffrouw, meesteres van het Begijnhof.
Ze woonde er samen met een begijn huishoudster en met de ‘Juffer Geselnede’, die de Grootjuffer bijstond in het bestuur.
Het Groothuis was en is nog steeds het administratief centrum van het Begijnhof.. De belangrijkste kamer is de ‘Mattekenskamer’, genoemd naar het legendarisch begijntje Matteken. Hier werden de kandidaat begijnen “gesteed” of definitief aanvaard in het begijnhofstadje. Het is ook de kapittelzaal waar alle hoogwaardigheidsbekleders die het Hof bezochten, plechtig ontvangen werden.
Over de volledige lengte van het gebouw loopt een lange gang die haaks staat op eenzelfde gang van de Infirmerie. In de Infirmerie werden oude en zieke begijnen opgevangen en verzorgd.
​
CONVENTEN
Conventen zijn gemeenschapswoningen waarin een aantal begijnen leefden en werkten onder leiding van de conventoverste. Alle novicen kregen er hun opleiding en vele begijnen bleven er, ook na de opleiding, wonen. Er waren gemeenschappelijke ruimtes zoals een refter, een keuken, een ziekenkamer, een werkkamer, enkele spreekkamers, bergplaatsen, nutsinstallaties, een zolder en kelders. De slaapkamers lagen langs een gang in de bovenverdieping met 1 of 2 bouwlagen. De conventoverste had afzonderlijke kamers. Elk convent heeft een voortuin en een grote binnentuin.
​
​
HUIZEN
Het overheersend type huis is een dubbelwoning met een centrale gang en trap als gemeenschapsruimte voor 2 of 4 begijnen. De twee huiskanten zijn elkaars spiegelbeeld met op het gelijkvloers een zitkamer, een eetkamer, een keuken en een bergruimte. Op de verdieping zijn er links en rechts twee slaapkamers. Elk huis heeft een zolder en een kelder. De ommuurde binnenhof en de voortuin, afgesloten van de straat met een muur met poortje, benadrukken de afzondering. Een aantal kleinere huizen was bestemd voor 1 of 2 begijnen. Het huis van de H. Geest, ook “het kasteeltje” genoemd was oorspronkelijk gebouwd als onderkomen voor de hertog van Arenberg. Hij stierf echter nog voor het afgewerkt was.
PRIESTERHUIS
​
In het Begijnhof te Sint-Amandsberg werd een huis gebouwd voor de paters dominicanen. Het patersverblijf was een residentie onder de bevoegdheid van pater provinciaal. Het had een huiskapel en een poortje dat via de tuin uitgaf buiten het Hof. Sinds 1965 na een verbouwing ligt de hoofdingang binnen de ommuring.
​
Van bij de aanvang te Gent werden de paters dominicanen de biechtvaders en geestelijke begeleiders. Die band versterkte zich door de eeuwen heen. Te Sint-Amandsberg werd een dominicaan ‘pater directeur’ die de Grootjuffer bijstond in haar beheerstaken. De andere paters en tot 1926 ook een onderpastoor, stonden in voor de zielenzorg van de bewoners. De onderpastoor woonde in de pastorie, die wel aanleunde tegen de hoofdpoort maar toch buiten de ringmuur lag.